“Ultralicht karpervissen, ik kan het niet laten” was de titel van een artikel in het tijdschrift Beet dat ik ruim 25 jaar geleden eens las. Het ging over een karpervisser die met lichte hengels en dunne lijntjes karper op polderkarper viste. Uiteraard zonder door te slaan, ” een 30 ponder een half uur aan 16/100ste te laten rondzwemmen geeft geen pas” was een andere passage in het artikel als ik het me goed herinner.
Ik vond het artikel destijds prachtig, het verhaal sprak me enorm aan. Zo licht mogelijk de karper verleiden tot een aanbeet, de benodigde skills om het tot een goed einde te brengen, ook genieten van bijvangsten zoals bv ruisvoorn en zeelt, maar toch bovenal de grotere kans om een vis te haken.
Rondom Weesp liggen veel polders, sterker nog, zelf woon ik in de Bloemendalerpolder. Terwijl ik op dit moment op de Vecht een voerplek onderhoud leek het me afgelopen weekend leuk om eens met een licht hengeltje de polder in te gaan. Ik had al een paar keer mooie brede polderweteringen gezien en hoopte op een mooie ruisvoorn, of flinke zeelt. Onlangs heb ik via marktplaats een 3/4 lbs glashengeltje gekocht dat ooit is gebouwd door Jan Schreiner. Mijn tweede spoel van een superfijn spinmolentje heb ik opgespoeld met 16/100ste ragdun nylon en een half witbrood zat in de tas. Een polderkarper zou ik hiermee ook moeten kunnen landen als het een beetje mee zit.
Bij het water aangekomen zie ik geen andere vissers, wel zie ik dat het slotenstelsel uitgebreider is dan ik eerst dacht. Bij een bruggetje zie ik geen leven in het water, iets verderop komen wat kringen uit de kant maar dit blijken twee meerkoeten te zijn die heel driftig zich bezig houden met het molesteren van aanwezige vegetatie.
Ik besluit langs het slootje te gaan wandelen, maar wel zover van de kant dat ik aanwezige vissen niet verstoor. Nu en dan krijgt een stukje sloot wat meer aandacht en ineens zie ik iets verder op golven ontstaan zonder dat er watergevogelte in de buurt is. Ter plekke krijg ik zowat een rolberoerte als ik zie wat er onder water zweeft in dit ondiepe slootje. Ongeveer een meter aan graskarper ligt daar lekker te dromen vlak onder de oppervlakte.
Snel maak ik een fotootje en pluk dan wat stukjes brood uit de tas. Met een onderhands worpje gooi ik wat vlokjes in de buurt van de vis. Er staat geen stroming of wind waarmee ik het brood richting de vis kan later drijven dus ik moet het in de buurt gooien. Als even later wat kleine voorntjes de stukjes drijven brood als piranha’s aanvallen lijkt de lobbes in het water de drukte maar irritant te vinden. Langzaam buigt het lijf zich, de staart beweegt rustig en de vis verdwijnt in dieper water.
Terwijl de grote vis in de diepte verdwijnt zie ik uit mijn ooghoeken een kleinere graskarper onder een korst verschijnen, het beestje lijkt het even te bestuderen en dan ineens slurpt hij het brood naar binnen. Als ik nog wat stukjes bij voer herhaalt dit ritueel zich enkele malen. Even later ligt mijn vlok brood met daarin verstopt een haakje maat 10 met dichtgeknepen weerhaak tussen de andere vlokken. Met dit lichte materiaal en dit formaat vissen wil ik zeker weten dat een vis niet eeuwig met een piercing blijft rondzwemmen mocht de lijn breken.
Als even later de kop van een graskarper naast mijn vlok zichtbaar wordt en deze bedaard naar binnenzuigt is dit geen verrassing. Terwijl de lijn zich strekt tik ik er stevig tegenin. Het water ontploft, maar ondanks het lichte hengeltje en de dunne lijn neemt de vis niet meer dan een meter of 10 lijn. Ik geniet van het kromme hengeltje en de boze vis. Na een paar minuten heb ik de vis onder de top maar dan ineens schiet het haakje los.
Enigszins ontgoocheld besluit ik een iets grotere haak aan te zetten. De lijn is nooit slap gevallen dus moet het haakje niet goed vast gezeten hebben. Zo’n grote korst en een miniem haakje is misschien ook geen ideale combinatie. Een maatje 8 met dichtgeknepen weerhaak wordt secuur aan de lijn geknoopt. Ondanks het tumult op mijn stek zie ik dat weer een grote vis zich met de broodkosten bezig houdt. Als de vis zich na het grijpen van een stuk brood wegdraait zie ik een gele flank, dit lijkt wel een spiegelkarper.
Even later drijft mijn pluim brood weer tussen de paar overgebleven stukjes witbrood en tot mijn verrassing wordt deze vrijwel meteen gepakt. Na de aanslag schiet de vis meteen naar links en ruim 20 meters lijn vliegen van mijn spoel. Nog een paar meter en dan splits de sloot zich. Als de vis deze T-splitsing bereikt heb ik een probleem dus rem ik hem voorzichtig iets af met mijn vinger langs de spoel. Twee meter voor de splitsing ontstaat een grote kolk en langzaam kan ik wat meters terug winnen. Ondanks krachtige uithalen pareert het hengeltje elke dreun die de vis uitdeelt en ik krijg een rotsvast vertrouwen, deze vis is van mij.
Omdat ik geen karpers verwachtte had ik een klein schepnet bij me en geen onthakingsmat. Desondanks lukt het me de karper in het netje te krijgen en voordat ik deze neerleg in het gras trap ik snel eventuele stoppels plat. Met 69 cm en 8.3 kg een verrassend zwaar spiegeltje voor dit kleine slootje.
Meteen na het spiegeltje besluit ik op te ruimen. Met een uur vissen, twee aanbeten en 1 polderkarper ben ik meer dan tevreden. Die grijns verdwijnt vandaag niet meer van mijn gezicht. Ik ga nog even voeren op het voerplekje aan de Vecht en dan vanavond lekker een terrasje pakken.