Het is te koud, het is kansloos, de stek is nieuw, ik heb niet gevoerd, ik kan allerlei excuses bedenken, maar thuis op de bank vang je ook geen karper. Ik ga dus op een kansloze penvis-missie en dat doe ik vol overtuiging. Een visverslag zonder vangsten dus, maar toch wel weer wat leuke observaties gedaan. Lees verder en leer mee!
Als ik door Amsterdam Zuidoost rijd zie ik mooie vaarten. Eigenlijk is dit allemaal polder, een aantal van die vaarten zijn ringvaarten en ik weet dat in die vaarten karper zit. Ik heb ze zelf gezien. Deze sloten zijn ook allemaal met elkaar verbonden, dit is dus best een groot water. Hieronder een plaatje van wikipedia met de “polder-historie” van dit gebied.
Al jaren wil ik hier eens een hengeltje uitgooien in zo’n sloot. Veel verbindingen tussen sloten bestaan uit duikers onder de weg door. Deze duikers zijn groot, vierkant, soms meer dan veertig meter lang en daar moet toch vis in overwinteren. Ik heb dus bedacht een paar uurtjes bij zo’n duiker te gaan hengelen.
Zondagmiddag, het is 1 uur, buiten is het 5 graden Celsius en ik gooi een paar blikken mais in een blender. Een pondje tijgernoten en kippenmais uit de vriezer gaat in de cruncher en de stukjes noot en mais gaan door het mengsel. Wat havermout, geurstof en suiker erbij en ik heb een emmer voer. Mijn idee is dat ik hier en daar wat voer in het water gooi. Het geurspoor moet dan vissen lokken en omdat het voer grotendeels heel fijn is gemaakt zal een vis een tijdje moeten zoeken en eten om verzadigd te raken. En dan komt ie natuurlijk mijn aas tegen, een hapklaar brokje!
Ik ga met een penhengeltje vissen. Als dobber heb ik twee kleine stukjes schacht van een veer op de lijn. Elk misschien 1 cm lang. Ik hoef zo niet uit te peilen, eigenlijk zorg ik alleen maar dat de lijn aan de oppervlakte zichtbaar is en niet te slap hangt. Het is nagenoeg windstil en als een vis iets met het aas doet zal dit dan meteen zichtbaar zijn.
Als aas gebruik ik twee maiskorrels met daarboven een stukje van een drijvende fluorescerende boilie, een opvallend aasje. Een klein loodje vlakbij de haak zorgt dat het geheel heel langzaam naar de bodem zakt. Het is een experiment maar een nieuwsgierige vis zou dit toch moeten pakken.
Aan beide zijden van een duiker gooi ik een bakje voer-smurrie in het water. Ook bij een duiker verderop gooi ik wat evenals bij een steigertje. Als er vis zit zal deze het voer wel opmerken. Daar heb ik vertrouwen in. Als ik bij de vierde stek ook gevoerd heb haal ik de hengel uit de auto en maak alles in orde. Zo’n 20 minuten na het voeren gaat voor het eerst mijn aas te water. Een half uurtje krijgt de stek, en dan ga ik naar de volgende.
Om een lang verhaal niet onnodig te rekken heb ik op alle vier de stekken ongeveer een half uurtje gezeten en op geen van de vier stekken iets van leven gezien. Enige opwindende was een eend die onder mijn neus rustig uit de duiker kwam zwemmen, zich het apelazarus schrok van mij en er luid snaterend van doorging. Ook mijn hart zat in mijn keel.
Wat me opviel was dat het water veel dieper was dan gedacht, bijna anderhalve meter bij de duikers. Dit is wel interessant. Ook zag ik enkele malen een snoek jagen. Bij het weggaan besloot ik mijn voeremmer even om te spoelen bij de duiker, en tot mijn verrassing wemelde het in het water van de beestjes.
Een haal met mijn emmer maakte analyseren op de kant mogelijk.
Dit zijn allemaal muggenlarven. Hier moet toch gewoon vis op azen? Stil liggen en water happen is voldoende…
Goed ik heb dus niets gevangen, maar ik heb toch weer enkele inzichten opgedaan. Dit water is erg interessant, ik heb er ook heerlijk gezeten. Ik wil hier zeker nog een keer snoekvissen, en in het voorjaar hier een keer een korte voercampagne en dan karpervissen is ook een prima optie. Met zoveel natuurlijk voedsel is het wel handig even te voeren. Ik zal de vis moeten overtuigen dat nu en dan een hapje van de bodem ook lekker is.