Afgelopen weekend heb ik twee keer gevist. Beide keren vissen mondden uit in een groot fiasco. Mijn onlangs zo florerende geestelijke gezondheid is verworden tot een tragisch tranendal vol zelfmedelijden en geknies.
Eerst vrijdagavond. Van 21.00 tot middernacht zou ik met mijn Oranje Boilies mijn IJmeerstek bevissen.
Aanvankelijk gebeurde er niet veel. Tot het wel gebeurde. Om half 11 een piepje ten teken dat een grote vis mijn voerplek gevonden had en de verticale lijn even toucheerde. Tien minuten later de aanbeet. Met de losschieter van vorige week in gedachten stond de slip een fractie losser. Met respect inboezemend machtsvertoon sleurde vis meter na meter lijn van de molen. Rustig en zonder haperingen tikten de meters weg, langs de kant weg van mij, richting open water. Tenminste dat dacht ik. In het donker heb ik me flink vergist in de koers van de vis. Ineens was het over. Het losse stukje lijn dat ik indraaide was niet gerafeld, maar het feit dat mijn dobber aan de overkant bij de rij palen boven kwam drijven vertelde genoeg. Terwijl ik dacht dat vis langs de kant van me wegzwom was deze toch naar de obstakels gezwommen.
Mijn vriendin, de schat, snapte hoe ik me voelde. Op zaterdag nam ze me mee naar de hengelsportzaak zodat ik op beide molens nieuwe lijn kon zetten. Zekerheid voor alles, met gloednieuwe lijn kan ik het gevecht nu beter aan. Een paar blitse oranje wakers kreeg ik ook als pleister voor de wonde. Enigszins getroost kon er weer een lachje af.
Zondagochtend poging twee. Om kwart voor vijf lagen beide hengels in. Dit keer de slip vrijwel dicht. Ik zat ook iets dichter bij mijn rechter stek, de plaats waar de meeste aanbeten vandaan komen. Minder uitstaande lijn dus voor deze hengel. Als consequentie kreeg de linker dus een paar meter meer…
Wederom bleef het erg lang stil. En toen ineens, het was om kwart over 8 de aanbeet. Nee, helaas niet op rechts. Zonder vooraankondiging knalde ineens de linker hengel krom. Meteen gaf ik maximaal tegendruk. Mijn twee-driekwart ponds carbon hengel krom tot in het handvat. Toen de vis toch een paar meter lijn van de spoel trok ging de hand erop. Tot hier en niet verder.
Achteraf heb ik het fout ingeschat. Ik heb het nagemeten. Naar links op 20 meter afstand vissen terwijl de palen aan de overkant op 24 meter staan. De rek in de lijn. De paar meter draad die de vis toch van de molen trok. De kracht van grote vissen. Met een laatste ruk was het over. De dobber kwam weer boven bij de palen. Tegen scherpe met mosselen begroeide palen is niets bestand.
Een kwartier heb ik wezenloos voor me uit zitten staren. De hengel naast me in het gras. Daarna ruimde ik op. Als ik alle karpers van de buitencategorie hier verspeel moet ik hier niet vissen. Ik ben er van overtuigd dat beide vissen van dit weekend en de losschieter van vorige week vissen waren met meer dan 25 pond vlees op de graten. Ik durf het bijna niet te zeggen maar de laatste twee voelden groter. Veel groter…
Gelukkig vis ik zonder weerhaak. De vis raakte alles meteen kwijt. Daar maak ik me geen zorgen over. Laat ik me vasthouden aan de positieve punten. Mijn Oranje Boilie valt in de smaak en ik haak regelmatig grote vissen.
Harder drillen wil ik niet. Dat heeft met vissen niks meer te maken. Ik moet dus op zoek naar een betere stek. Daar ga ik me de komende dagen op richten. De Vechtstek krijgt ondertussen ook al weer weken dagelijks wat voer. Wellicht ligt daar ook nog een mooie vis op me te wachten. Het zijn spaarzame lichtpuntjes aan de horizon. Voor nu laat ik het hierbij. Ik spreek u later weer. Tot dan.