Het “Sleattemer Gat”, vrij vertaald “Gat van Sloten”, is een vaart tussen het mini stadje Sloten en het Slotermeer. Mijn vader had dit water uitgekozen voor ons snoekvisavontuur van gisteren. We wisten niets van het snoekbestand, hebben er nog nooit gevist, maar een beetje Fries gaat een uitdaging niet uit de weg, nietwaar? Snoekvissen op groot water dus! Beide gewapend met een niet al te zware karperhengel met daaraan een flinke dobber en dode voorn zouden we vanzelf ontdekken of er iets wou bijten.
Wij kozen voor een ietwat verschillende tactiek. Mijn vader had de dode voorn door het neusje aan de haak gehangen en sleepte deze langzaam door het water. Eigenlijk de vissen-met-levend-aas-methode, maar dan met een dood visje.
Bij mij hing de voorn aan een elastiek onder de haak. Dit elastiek zat net voor de rugvin door de vis geprikt zodat de vis horizontaal onder de haak zou hangen. Ik gebruikt een dobber met een klein zeiltje en een drijvende gevlochten lijn zodat ik gebruik kon maken van de wind en de trek in het water. Mijn visje verplaatste dus uit zichzelf langzaam langs de oever.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik dit vissen op snoek met de vis aan een elastiek nog nooit gedaan heb, maar eens moet de eerste keer zijn. Co Sielhorst beschreef in zijn visverhalen het vissen met dode visjes aan een elastiek en ik heb er mijn draai aan gegeven. Mijn onderlijntjes heb ik dus zelf gemaakt naar eigen ontwerp.
Voordeel van het elastiek is dat de haak zich los van de aasvis kan verplaatsen en je bij een aanbeet dus de haak gemakkelijker kan zetten in de bek van de snoek. Een enkele haak lijkt me voldoende, ik heb dat vissen met takels en meerdere dreggen nooit begrepen.
Rond kwart over 11 waren we ter plekke. Het was nog wat nevelig en fris, de thermometer gaf 12 graden aan. Een heel licht briesje waaide richting het meer. Na een beetje pielen was wel duidelijk dat het water niet erg diep was. Beiden stelden we de dobber af op ongeveer een meter diepte en langzaam visten we de oever af, niet wetend of onze methodes hier succes zouden hebben.
Het was na een minuut of 20 en een meter of 70 vissen toen ineens mijn dobber weg schoot. Na een schreeuw richting mijn vader en een paar tellen twijfel besloot ik aan te slaan. Mijn haak zat immers midden op de aasvis, dus bij een aanbeet is de kans groot dat deze in de bek van de snoek zit. Ik haalde de hengel achterover, voelde even een rukje en toen niks. Tot mijn verbijstering was het hele onderlijntje weg, alleen de wartel zat nog aan de lijn. Blijkbaar had ik bij het maken van de stalen onderlijntjes de sleeves niet goed genoeg aangeknepen en was de lus hier los geschoten. Gelukkig vis ik met haken waarvan de weerhaak is plat geknepen en sloeg ik meteen aan. Als het goed is zit de haak dus voor in de bek en zal de snoek deze snel weer kwijt zijn.
Een paar minuten later was mijn montage weer compleet. Dit keer heb ik het onderlijntje even flink onder druk gezet voor ik het er aan knoopte. Dit moet me niet nog eens gebeuren. We hebben nog een klein kwartiertje getracht de vis te verleiden tot nog een aanbeet maar helaas had de vis geleerd van de eerste ervaring.
Weer een minuut of 20 later en meter of 30 verderop kreeg ik opnieuw een aanbeet. Ineens was mijn dobber, die vlak onder het kantje dreef, weg en toen ik de lijn langzaam strak draaide bleek het eindpunt van de lijn zich tegen de wind in te verplaatsen. Opnieuw tikte ik stevig vast en dit keer was het wel raak. Samen met mijn vader genoot ik van de snoek die de hengel krom trok en diverse keren meters lijn van de molen trok. Na een paar minuten werd de vis moe en kon mijn vader het net onder de vis schuiven. Een prachtige snoek van 87 centimeter had de aasvis verorberd. Gelukkig kon ik de haak vrij eenvoudig uit de keel plukken en even later, na een paar foto’s, verdween de vis weer de diepte in.
Bij het onthaken (zie header) haalde ik mijn vingers even langs de ruwe kieuw en dat heb ik geweten. Zeker nog een een kwartier bleef ik druppeltjes bloed verliezen. Ik heb dit soort verwondingen van diverse vissers op blogs voorbij zien komen en dit keer was ik zelf aan de beurt. Even een fotootje dus.
Ondanks de verwonding genoten we nog even na van de vangst. We genoten ook van de boterhammen die mijn moeder ons had meegegeven. Na de versnaperingen werd een nieuw visje geslachtofferd en aan het elastiek gehangen. Een bleitje dit keer.
Een meter of 50 verderop, het zal een half uurtje later geweest zijn was het voor de derde keer mijn dobber die ineens verdwenen was. Zo dreef hij nog boven water en zo was hij weg. Ik bood mijn vader de hengel aan maar die wou er niets van weten. Hij genoot ook als ik de vis zou vangen. Ik zette dus de haak en even later was ik een iets kleinere snoek aan het drillen. Ik duwde mijn vader toch even de hengel in de hand zodat ik onderstaande foto kon maken. Meteen er na kon ik het net onder de vis steken.
We zijn vergeten de de rover te meten maar schatten deze op zo’n 70 centimeter. Mijn vader schoot weer wat plaatjes van mij met de vis in de hand.
Verdere aanbeten bleven helaas uit. Toen we het bevisbare deel hadden afgevist en niet verder konden vanwege aangemeerde boten besloten we nog even een polderslootje een tiental kilometers verderop te bezoeken. Helaas stond hier erg weinig water in en hadden we nogal wat last van waterplanten. Na een klein uurtje hadden we het wel gezien. De buit was al binnen en thuis wachtte de koffie. We besloten de boel dus op te ruimen en rond half 4 waren we weer thuis.
To zover het verslag van het snoekvisavontuur in Friesland. Binnenkort gaan we op herhaling, en ook dan zal ik hier een verslag plaatsen.
Tot later!