30 april: met de penhengel

Mijn roots liggen in het penvissen. De afgelopen jaren op het open-water heb ik vooral statisch gevist met vast-lood systemen maar vroeger deed ik niets anders dan langs het water struinen op zoek naar vis die zichzelf liet zien. Wat belletjes, schokkend riet of een staart die het oppervlak even toucheert. En dan subtiel je aas erbij en hopen dat de vis zich laat verleiden.

Ergens ben ik het pad kwijt geraakt maar in mijn zoektocht naar nog meer genieten bij het karpervissen heb ik besloten weer vaker met de penhengel op stap te gaan. Uiteindelijk levert dat hopelijk naast wat afwisseling en avontuur ook weer wat meer water-sense op.

Voor mijn eerste keer penvissen in lange tijd kies ik de lichtste penhengel die ik heb. De polder is het doel en daar zijn geen obstakels. Geen reden dus om zwaar te vissen. Bij een aanbeet mag een vis zich uitleven, uiteindelijk komt deze dan wel in het net. Onder de lange lichte penhengel komt het blauwe molentje dat ik pas een onderhoudsbeurt heb gegeven. Met 22/00 nylon lijn vormt dit een prachtige combinatie.

het blauwe molentje.

Op de fiets ga ik naar het water. De onthaakmat in een fietstas, een rugzakje op de rug en de hengel met het schepnet opgerold in de hand. Het voelt kaal zo zonder voorbereiding. Het is jaren geleden dat ik zonder voorvoeren iets op visgebied ondernam. Maar het geeft ook een gevoel van vrijheid. Ik kan overal gaan zitten, en zelfs doorfietsen naar het volgende water als het eerste me niet bevalt, ik ben niet gebonden aan een stek.

Mijn voornemen is om pas ergens te gaan vissen als een vis zich laat zien. Na een kwartiertje fietsen kom ik aan bij het eerste water. ‘t Is natuurlijk niet voor niks dat ik hier naartoe ben gefietst. In de sloot van misschien een meter diep moet ik een actieve vis kunnen spotten. Weten dat er een vis in de buurt is is toch wel een vereiste.

Een meerkoet verlaat even zijn nest als ik langs sluip. Even later klautert het beestje weer terug en positioneert zijn zwarte bipsje weer over de eieren. Dat komt wel goed.

Dan, op een plek waar ik het eigenlijk wel had verwacht zie ik een kolk. Op deze driesprong zie ik ze vaak als ik langsfiets. Duidelijk waaiert een vis met zijn staart langs het oppervlak. Ik ben eigenlijk al te dichtbij, moet de hengel nog in elkaar zetten, molen erop, lijn door alle oogjes rijgen, een dobbertje, lood en haakje uitzoeken en een blik mais opentrekken. En dat op een schuine oever zonder houvast. In slow motion doe ik er een kwartier over. Geen haast, als ik de vis verjaag vang ik hem sowieso niet. Als alles op orde is heeft de vis zich al even niet meer laten gezien. Toch leg ik mijn aas in.

Als er na tien minuten nog niks gebeurd is voer ik links van me een handje maiskorrels en rechts een handje minipellets. Er zit misschien 6 meter tussen de voerplekjes. Mijn voorkeur heeft vissen naar links. Daar kan ik de lange hengel zoveel mogelijk boven de kant houden. Minder kans dus om een vis te verjagen. Op de foto hieronder bevindt het rode puntje van het dobbertje zich midden in beeld.

Terwijl ik de voerplekjes in de gaten houd komt de aanbeet toch nog onverwacht. Ineens is het rode puntje weg. Onder water zie ik het pennetje nog net schuin wegschieten. Als de lange hengel omhoog gaat ontploft het water! Yes! Karper!

In deze polder zitten karpers tot ongeveer 30 pond. Ik schat dat het gemiddelde hier tegen de 20 pond aan zit. Op dit lichte materiaal geeft dat een prachtige sport. Na de eerste schrik heeft de karper een paar rondjes gezwommen, alsof hij zich nog niet echt bewust was van wat er aan de hand was. En toen ging het gas erop. Voor me langs naar rechts, in één lange streep. De slip doet het voortreffelijk en ik geniet met volle teugen.

Als de vis na een meter of 20 stil valt pomp ik deze voorzichtig weer wat dichterbij. Dat bevalt de karper niet, opnieuw gaat het gas er op! Zeker een keer of 5 herhaalt dit proces zich. Al met al heeft de karper me een minuut of 10 bezig gehouden, pas daarna kon ik het net rond de vis omhoog trekken. Een mooie two-tone spiegel keek me verontwaardigd aan. Het kleine haakje maatje tien zat perfect in de bovenlip. Deze was nooit losgeschoten.

Mijn tas is tijdens de dril de schuine kant afgerold en de inhoud is tussen het lange gras verspreid. Gelukkig bleef de tas vlak voor deze de sloot in zou rollen tegen een pol gras hangen. Het meetlint en de unster liggen ergens tussen de rest van het materiaal in de vegetatie. Daar heb ik nu geen zin in. Dan maar niet meten en wegen. Een snelle foto later mag de vis terug. Ik schat de vis op 72 cm en 9 kilogram.

Rustig verdwijnt de vis weer in zijn eigen millieu. Altijd een mooi moment (zie header). 

Het volgende kwartier ben ik bezig met in het lange gras lopen zoeken naar de inhoud van de tas. Uiteindelijk vond ik alles terug. Het mocht de pret niet drukken. Deze eerste vis aan de pen in jaren neemt niemand me weer af. Na deze vangst besloot ik te stoppen. De hoofdprijs was binnen. Anderhalf uur na vertrek parkeerde ik mijn fiets weer voor de deur. Heerlijk, dat penvissen. Dit houden we er in!

vorige bericht   volgende bericht

Eén gedachte over “30 april: met de penhengel

  1. Mooie vangst! Dat moet een lekker slip-geluidje geweest zijn met een Ambidex 2410. Penvissen is erg leuk, nergens aan verbonden en spannend. Ik doe het graag. Als ik je verhaal lees kan ik me helemaal inleven.

    Groeten Johan

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.